Studio Asperge. Beeld, tekst. muziek.


Teun Hocks in zijn atelier,
mei 2006.
Verhalen zonder begin of einde
 
Onlangs kwam van Teun Hocks (1947) een nieuw boek uit met veel recente werken naast hoogtepunten uit het verleden. Hij werd ervoor benaderd door de Amerikaanse uitgeverij Aperture omdat zijn werk aan de andere kant van de oceaan steeds meer waardering oogst, vaak wordt geëxposeerd en regelmatig wordt afgenomen als illustratiemateriaal bij artikelen in zeer uiteenlopende media: van The Financial Times tot het magazine van Oprah Winfrey. In zijn vaderland timmert hij ook aan de weg want als wij hem spreken, legt hij de laatste hand aan drie gebrandschilderde ramen voor de Grote Kerk van Dordrecht.
Omdat de weg naar zijn atelier in het Groene Hart van Nederland moeilijk te vinden is, haalt Teun Hocks mij per auto af van treinstation Breukelen. Onderweg vertelt hij dat hij ook misschien graag buiten in deze streek zou willen wonen. “Maar het is moeilijk om hier een huis te kopen. Misschien moet ik er een stelen...”
Zijn atelier is een onopvallende, verbouwde stal op een stuk groene grond. De vogeltjes zwieren eromheen en ganzen bewaken het erf. Via een caravantrapje gaan we het atelier binnen, waar het naar fixeer en olieverf ruikt. Teun Hocks is er bezig met nieuw werk voor zijn volgende expositie en tegen de muur staan werken in verschillende staat van voltooiing: van opgerolde zwart-witfoto tot op aluminium geplakte en met olieverf verlevendigde werken die bijna af zijn. Hocks schuift wat planken opzij en toont een reuzenplint met daarin een muizengat van mensenformaat. In een hoek staat een uitgeknipt kartonnen kattensilhouet. Die bestanddelen zijn gebruikt bij een afbeelding van een man die uit een muizengat kruipt terwijl de vervaarlijke schaduw van een kat over hem heen valt. “Ik bouw hier in mijn atelier eerst het hele decor of schilder een achtergrond voordat ik mezelf erin fotografeer”, zegt Hocks terwijl hij op tafel enkele geheimzinnige attributen opzij schuift: een pijp waaruit een gloeilamp komt en een hoofdtelefoon met echte schelpen, waarmee de zee in stereo te horen is. “Dit zijn rekwisieten die ik misschien nog eens ga gebruiken. Ik ben hier voortdurend aan het knutselen en tekenen en daaruit worden ideeën geboren. Een werk begint altijd met een schets van het idee en tekenen is voor mij een soort van denken.”
 
Beeldbewerking
 
In het nieuwe boek zijn veel oorspronkelijke schetsen opgenomen en daardoor wordt duidelijk wat de rol van fotografie in het werk van Hocks is. “De tekeningen zijn verwant aan cartoons en gaan soms niet verder dan deze vorm van expressie, maar als de voorstellingen vertaald worden naar fotografie, krijgen ze een andere lading. Dan worden ze ineens schrijnend en lijkt het of de afgebeelde situatie echt is voorgevallen. Bovendien ontstaat er bij een foto meer empathie van de beschouwer met de afgebeelde man. Blijkbaar zijn we nog steeds zo geconditioneerd dat we een foto meer als werkelijkheid zien dan een tekening en daar maak ik dankbaar gebruik van.”
Hocks fotografeert met een ouderwetse Horseman 6 x 9 camera en maakt daarvan grootformaat afdrukken op bariet. Die worden sepia getint en later beschilderd met transparant gebruikte olieverf, zodat de foto erdoorheen zichtbaar blijft. Hoewel het tegenwoordig gemakkelijk is geworden om een foto digitaal in te kleuren, ziet Hocks beeldbewerking niet als een bedreiging voor zijn werkwijze. “Ik gebruik Photoshop wel, maar als een extra stuk gereedschap, een soort extra potlood. Soms kleur ik een beeld ermee in om te bepalen wat de uiteindelijke kleurstelling zal gaan worden. Ik heb wel eens een opdracht gehad voor NRC en die gepubliceerde versie van het werk heb ik wegens tijdgebrek eerst alleen digitaal ingekleurd. Toch gaat er niets boven een originele beschilderde foto. Van elke voorstelling maak ik er drie op groot formaat om verschillende galeries te kunnen bedienen en die zijn allemaal iets anders. Een nadeel van de digitale werkwijze is dat je geen unicaat meer hebt.”
 
Banaliteit
 
Het werk van Hocks wordt vaak vergeleken met dat van de surrealistische schilders, maar hijzelf voelt daar weinig verwantschap mee. “Mijn werk is droger en Hollandser. In het surrealisme worden onder andere onverenigbare zaken gecombineerd, zodat er een mysterieuze sfeer ontstaat, maar het gaat mij om hele andere dingen. Bij mij staat het verhalende element centraal, maar dat mag er niet te dik bovenop liggen. Ik maak verhalen zonder begin of eind die door de beschouwer kunnen worden ingeperkt of aangevuld.
Eigenlijk voel ik me meer verwant met Pop-Art. Tijdens mijn opleiding heeft die stroming mij de ogen geopend omdat je bijvoorbeeld soepblikken en pakken waspoeder mocht afbeelden. Daarvoor waren kunstenaars serieuze, etsende heren, maar het feit dat de banaliteit van alledag ineens werd verheven tot onderwerp, inspireerde me. Pop-Art heeft mij leren spelen.”
Hoewel de beelden van Hocks een tijdloze indruk maken, lijken de jaren vijftig van de vorige eeuw een terugkerend sfeerelement. “Ik gebruik graag voorwerpen uit mijn jeugd, maar belangrijker is dat die voorwerpen tot archetype zijn verworden, zoals een streepjespyjama of een herenparaplu met een houten handvat. Ze hebben universele waarde en als ik ze gebruik, weet iedereen tenminste waar ik het over heb. Wellicht veroudert mijn werk er minder snel door, maar ik streef er geen tijdloosheid mee na. Dat vind ik te pretentieus en bovendien is tijdloosheid een begrip dat moeilijk te beheersen is. Misschien wordt mijn werk over honderd jaar weer leuk, bijvoorbeeld omdat niemand meer iets van de humor begrijpt. Daar kun je niets met zekerheid over zeggen en je hebt er in het heden weinig invloed op.”
Toch valt op dat de oudere werken nog niets aan kracht hebben ingeboet en het recente werk er uitstekend mee harmonieert. “Dat ik oud en nieuw werk naast elkaar kan hangen, verrast mijzelf ook, maar ik vind dat ik me in de loop der jaren wel degelijk heb ontwikkeld. Het wordt wel steeds moeilijker om  nieuwe werken te maken en interessante nieuwe onderwerpen te verzinnen en soms heb ik het gevoel dat ik mezelf met het oudere werk voor de voeten loop. Verder stel ik steeds hogere eisen, want omdat ik mezelf wil blijven verrassen, moet elk werk voor mij iets nieuws bevatten. Dat kan zitten in de afbeelding, maar ook in de techniek of in de moeilijkheid van het maken, of dit allemaal, zoals het geval was bij de gebrandschilderde ramen van de Grote kerk in Dordrecht. Daarbij moest ik in opdracht de Dordtse Gilden verbeelden en het deed me plezier dat een deskundige zei dat het ‘onmiskenbaar Hocks’ was geworden.
Ik hoop dat ik zinvol blijf toevoegen aan mijn oeuvre, al moet ik erom denken dat ik op tijd een nieuwe leesbril koop, want anders ga ik te slordig inkleuren. Dan wordt het te expressief!”
 
Pijn
 
Hoewel Teun Hocks altijd zelf in zijn werk figureert, is dat door de situaties waarin hij de hoofdpersoon laat verkeren nooit op te vatten als ijdelheid. “Ik sta zelf  model omdat ik het leuk vind om te acteren, maar ook omdat ik mezelf verregaander kan regisseren. Als ik andere modellen zou nemen, zou ik bang zijn dat ik ze voor schut zou zetten, want hoe ik vaak erbij sta, dat kan ik een ander toch niet aandoen? Door deze bedenking zou ik met anderen waarschijnlijk niet ver genoeg gaan en daar zou het resultaat onder lijden.” Het zijn dan ook geen zelfportretten want Hocks acteert verschillende aspecten van een persoonlijkheid die terecht is gekomen in een absurde of  bizarre situatie. “Ik hoop alleen dat ik iets slimmer ben dan hij. In het dagelijks leven zie je dan mensen met heel veel overtuiging bezig zijn met in hun ogen grootse daden. Dat ze zo dapper doorgaan heeft iets ontroerends en ik kan eraan zien dat ik zelf ook slachtoffer ben van die maalstroom, want dat is het lot van de mens. Die gedachte gebruik ik in mijn werk. Als mensen de situatie herkennen probeer ik ze te laten glimlachen om dingen die eigenlijk een beetje pijn doen. Ik hoop dat er daardoor een troostende werking van mijn beelden uitgaat. Troost begint overigens bij jezelf en mijn werk helpt mij om mijn eigen mogelijke neerslachtigheid over het lot van de mens te relativeren.”
 
Robert Theunissen
 
www.teunhocks.nl

Boek:
 
Teun Hocks
Essay: Janet Koplos
aperturefoundation
ISBN 1-931788-78-2
40,-