Studio Asperge. Beeld, tekst. muziek.

Oscar Voch - Het Late Licht
Expansionist Art Empire Gallery, Leiden; 9 maart – 2 april 2006
 
Onlangs interviewde ik Oscar Voch voor het fotoblad Focus. Dat was eigenlijk belachelijk, want het is de bedoeling dat in dat blad foto’s staan, terwijl Oscar helemaal geen fotograaf is. Hij zegt namelijk zelf: ik noem mijn werk alleen maar digitaal fotografische werken omdat ik niet weet hoe ik het anders moet noemen. Hijzelf heeft het daar niet moeilijk mee, maar veel galeriehouders en kunstliefhebbers wel. Gaat hij naar een kunstgalerie dan zeggen ze: ja maar, dit is fotografie! Gaat hij vervolgens naar een fotogalerie dan zeggen ze: ja maar, dit is helemaal geen fotografie! Toen wij zijn werk in ons fotoblad plaatsten, verwachtte ik dan ook een tsunami aan verongelijkte reacties. Onze lezers willen namelijk echte, zuivere fotografie en als ze die niet krijgen, organiseren ze massale bijeenkomsten waarbij ze met fakkels en knuppels Focusverbrandingen opzetten of ze doen ons een proces aan. Om toch werk als dat van Oscar te kunnen publiceren zonder dat we worden aangeklaagd, hebben wij stiekem een ondertitel voor ons blad bedacht: ‘Maandblad voor fotografie en imaging’. Die hebben wij bovendien gekozen omdat je tegenwoordig er niet meer bij hoort als je geen titel of naam met een Engels woord erin gebruikt. Imaging dus. Wij bedoelen daar beeldbewerking of beeldvorming mee en dat is precies wat Oscar doet. Hij vormt zijn eigen beelden door bestaande beelden te bewerken of door ze uit het niets uit de grond te stampen. Met deze verdediging dachten wij ons te hebben ingedekt tegen de boze brieven die vrijwel zeker zouden volgen naar aanleiding van de publicatie van Oscar’s werk.
Ik was er dan ook niet bang voor en wachtte de postzakken op de dagen na de publicatie rustig af. Tijdens het wachten bedacht ik wat voor problemen we vroeger hebben gehad met boze lezers. In oktober 2001, de maand na de aanslagen op het WTC, wilden wij per ongeluk een foto op het omslag plaatsen van iemand die de Amerikaanse vlag verscheurt. We werden vlak voor het ter perse gaan opgebeld door onze bezorgde drukker die vroeg hoeveel abonnees we graag wilden verliezen. Daarom besloten we het omslagbeeld maar snel te vervangen door een hoogbejaarde man die in hooggesloten kleding een lelietje-van-dalen plukt. In de jaren daarna pasten we vaak geen zelfcensuur toe en hadden we bijvoorbeeld grote problemen toen we de foto’s van Margi Geerlinks plaatsten die voor de grap kinderen onder de naaimachine had gelegd. Wij werden vervolgens door de lezers behandeld alsof we Deense cartoons hadden geplaatst en zeven mensen zegden hun abonnement op. Om een lang verhaal kort te maken zal ik nu het lijstje geven dat ik inmiddels heb kunnen opstellen.
 
Kinderen op de naaimachine dus: zeven opzeggingen en vijf boze brieven.
Frontaal vrouwelijk naakt in het blad: zes opzeggingen en zes boze brieven, waarvan vier uit de regio Urk-Staphorst, dus die tellen voor een half.
Frontaal mannelijk naakt: drie opzeggingen, maar acht geestdriftige brieven van enthousiaste leden van naturistenclubs.
Een portret van de schrijver Gerard Reve op het omslag: één opzegging door iemand bij wie Gerard Reve eens een kras had gemaakt op diens kruiwagen.
 
Volgens mij staan tegenover elke boze briefschrijver duizend mensen die het wel leuk vinden wat je doet. Ik heb dat niet onderzocht, dus het zouden er ook 999 kunnen zijn, maar volgens mij is het echt zo. Daarom zou het de bedoeling van elke tijdschriftredactie moeten zijn om zoveel mogelijk boze brieven te ontvangen. Omdat sommige mensen dus nogal bekrompen zijn en geesten hebben die zo gesloten zijn als een fossiel van een uitgestorven oestersoort, terwijl iedereen weet dat je geest is als een parachute: als hij niet open is, werkt hij niet. Dat is overigens een uitspraak van de oude Griekse filosoof Testicles.
Bij het publiceren van Oscars werk verwachtte ik dus een paar boze brieven, maar kreeg er niet één! Dat verbaasde me enorm en ik heb geprobeerd om er een verklaring voor te vinden. Volgens mij komt het doordat Oscar’s werk op het eerste gezicht niet van een zuivere foto te onderscheiden is. Zijn tijdloze motieven en zijn gebruik van zwart-wit doen zo aan fotografie denken, dat ze daarvoor kunnen doorgaan. Pas bij tweede beschouwing zie je dat de perspectieven en voorstellingen in werkelijkheid nooit zo zullen voorkomen. Daarom is het werk van Oscar eigenlijk een soort parodie of allusie op fotografie. Hij fotografeert wel degelijk, maar niet de werkelijkheid die wij om ons heen zien. Hij fotografeert de werkelijkheid die tussen zijn oren zit: hij legt zijn eigen werkelijkheid, dromen en visioenen vast. Eigenlijk wijst zijn werk daarom de fotografie de weg naar de toekomst. Hier kan de fotografie heengaan, we kunnen met de huidige techniek gedeeltes van de werkelijkheid nemen en die een andere bestemming geven of zelfs een nieuwe werkelijkheid bij elkaar fotograferen. Foto’s van een sollicitatiegesprek bij Karel de Grote of Toet-Anch-Amon die zakt voor zijn rij-examen moeten in de toekomst geen probleem meer zijn. Daarom zouden alle galeriehouders en museumdirecteuren nu eigenlijk in de rij moeten staan springen om Oscar’s werk te mogen exposeren. Als het aan mij ligt is dat de weg die zijn werk in de nabije toekomst zal gaan afleggen want mijn persoonlijke mening erover is: iedereen verdient een Oscar.
Hiermee verklaar ik deze tentoonstelling voor geopend.